Russisch en Nederlands recht beheersen rechtsovergang Wodka-merken

Vonnis rechtbank Rotterdam van 14 juni 2006 over vraag wie rechthebbende is op de Benelux-merken Moskovskaya en Stolichnaya. De rechtbank oordeelt dat de rechtsopvolging onder algemene titel tussen twee Russische vennnootschappen beheerst wordt Russisch recht. De overdracht van Benelux-merken op grond van een door Nederlands recht beheerste overeenkomst wordt volgens de rechtbank echter door Nederlands recht beheerst.

KNVB v Feyenoord: Hoge Raad bevestigt dat KNVB en clubs geen éénlijnprestatie zouden leveren

In zijn arrest van 23 mei 2003 bevestigt de Hoge Raad zijn eerdere uitspraak in KNVB/NOS uit 1987. De prestatie van de clubs en de KNVB kwalificeert niet als een éénlijnsprestatie, zoals in het Decca-arrest bedoeld, en daarmee kan de KNVB langs die route geen aanspraak maken op een deel van de opbrengst van de 'uitzendrechten', die Feyenoord als exploitant van het stadion weet te realiseren.

Onverkoopbare technologierechten


De Nederlandse innovatiekracht moet worden versterkt. Dat is de opdracht van het door premier Balkenende voorgezeten Innovatieplatform. Wil men innovatie stimuleren dan dient men uiteraard onnodige obstakels en kostenverhogende factoren te elimineren. Daarom is het van belang dat rechten op technologie eenvoudig en zonder al teveel kosten aan derden kunnen worden verkocht en overgedragen.

C.L. Knijff: Rechtsopvolging bij vergunningen

In dit Utrechtse proefschrift uit 2003 behandelt C.L. Knijff - naast de verschillende bestuursrechtelijke implicaties rond overdracht c.q. opvolging bij vergunningen - ook de problematiek van artikel 3:83(3) BW. Zij stelt zich op het standpunt dat deze bepaling inhoudt dat de overdraagbaarheid van een vergunning moet volgen uit een uitdrukkelijke wettelijke bepaling. Voor een ruime uitleg van artikel 3:83(3) BW biedt naar haar oordeel noch de wettekst, noch de wetsgeschiedenis, noch de jurisprudentie steun. Die steun ziet zij ook niet in het arrest Dircks/Dircks uit 1997. In haar optiek kan de overdraagbaarheid niet enkel uit de aard van de vergunning volgen, maar is een wettelijke bepaling vereist.

US Supreme Court harmoniseert rechtspraak over discovery voor buitenlandse procedures

Section 1782 van de Federal Rules of Civil Procedure maakt het mogelijk om in de Verenigde Staten bewijs te vergaren voor buitenlandse procedures. Op grond van die bepaling kan men nog voordat een buitenlandse procedure aanhangig is discovery in de Verenigde Staten verrichten. De rechtspraak van de verschillende Circuit Courts of Appeal was echter niet eenduidig over de voorwaarden waaronder dit mogelijk was. Op 21 juni 2004 wees de U.S. Supreme arrest in de zaak Intel v. AMD en verschafte duidelijkheid:

Het Nederlandse registratieoctrooi: een wolf in schaapskleren!

Het ministerie van Economische Zaken concludeerde in de in december 2001 uitgebrachte Evaluatie van de Rijksoctrooiwet 1995' dat deze wet zonder noemenswaardige problemen in de praktijk functioneerde. Onderzoek naar het aantal procedures op basis van de onder de ROW 1995 verleende registratieoctrooien en de afloop daarvan lijkt echter aan te geven dat deze conclusie herzien dient te worden.

Voorwaardelijke overdraagbaarheid van emissierechten: geen goede gedachte

Tegen de achtergrond van het Kyoto-Protocol en een (ontwerp) Europese richtlijn over broeikasgassen dient Nederland de verhandelbaarheid van emissierechten voor broeikasgassen juridisch mogelijk te gaan maken. Om die reden sedert maart 2003 een voorontwerp voor een wijziging van de Wet Milieubeheer. De voorgenomen wetswijziging ziet op de invoering van een hoofdstuk over emissiehandel en de instelling van een Emissieautoriteit. In het voorontwerp wordt gekozen voor een voorwaardelijke overdraagbaarheid van emissierechten. Die opzet biedt echter niet het voor een efficiënt opererende markt in emissierechten noodzakelijke juridische raamwerk, waardoor de Nederland industrie in een nadelige positie wordt geplaatst. De wetgever dient zijn koudwatervrees dan ook te overwinnen en voor vrij overdraagbare emissierechten te opteren.

Beware the Wolf: Questions about the Dutch registration patent system

Introduction
In 1995 the new Dutch Patent Act introduced a system of Dutch registration patents: these patents are granted on the basis of the application as drafted by the applicant without any examination of the merits of that application. In 2001 the Dutch Ministry of Economic Affairs published an Evaluation of the functioning of this new system.  The conclusion was that although most interested parties were not enthusiastic about the new law, no real problems surfaced so that there was no reason for any change. 
However, research conducted by Clifford Chance indicates that these Dutch registration patents are used much more aggressively as the basis for litigation than examined patents. In addition, such litigation also seems to be more successful. Given the shaky foundation of these registration patents these facts indicate that this new law is less harmless than expected and may even stifle innovation as opposed to stimulate it.

Het Europees Gemeenschapsoctrooi: een aardverschuiving voor de advocatuur

Het in maart 2003 bereikte - [maar inmiddels weer 'in de modder geparkeerde', DvE] - akkoord over een Europees Gemeenschapsoctrooi is een historische stap vooruit in twee opzichten. Allereerst omdat Europa zich niet had kunnen veroorloven om, na een eerste mislukte poging in de jaren zeventig, wederom er niet in te slagen een gemeenschapsoctrooi van de grond te krijgen. Ten tweede omdat nu voor het eerst een Europese rechter in het leven wordt geroepen die direct civiele geschillen tussen partijen gaat beslechten. Dat is een novum binnen de Europese Unie en zal leiden tot een aardverschuiving voor advocaten die octrooizaken behandelen. Kan men zich nu nog onderscheiden door een nationaal erkende specialist in octrooizaken te zijn, in de toekomst zal men zich moeten kunnen positioneren als de meest geschikte Europese kandidaat voor een octrooizaak. Een duidelijke uitdaging - of zo men wil bedreiging - voor de Nederlandse advocatuur.

Nawoord bij reacties Domingus en De Boer bij "IE-rechten registergoederen?

Ten behoeve van de helderheid van de argumentatie deze reactie. De strekking van mijn artikel is niet dat sommige IE-rechten registergoederen zijn. Wat ik in twijfel trek is de stelligheid waarmee dat door de meeste schrijvers wordt ontkend. De titel Intellectuele eigendomsrechten registergoederen is echter voorzien van een vraagteken, het overzicht van de verschillende IE-rechten spreekt slechts over mogelijke registergoederen en de conclusie bevestigt dat ik zelf van oordeel ben dat IE-rechten géén registergoederen zijn. Een dergelijk oordeel heeft echter slechts een relatieve waarde wanneer de verschillende argumenten die dat standpunt onderbouwen niet zo dwingend lijken dat de kwestie daarmee per definitie beslist is. Tegen die achtergrond doet men er in de praktijk naar mijn mening verstandiger aan om met deze mogelijkheid hoe klein men die ook inschat rekening te houden, zoals ook De Boer doet. De oplossing is in beginsel ook simpel: een notariële akte in plaats van een onderhandse en die akte inschrijven in het desbetreffende IE-register. Met het kiezen voor een struisvogelpolitiek door het met grote stelligheid ontkennen van het probleem lijkt mij geen rechtzoekende gediend. Partijen bij een transactie willen zekerheid over hun juridische positie en zijn niet uit op de twijfelachtige eer partij in een proefprocedure te worden. 

Dit nieuwe octrooi remt innovatie

Het Ministerie van Economische Zaken concludeerde december vorig jaar in een Evaluatie dat de Rijksoctrooiwet 1995 zonder noemenswaardige problemen functioneert en er geen  reden voor verandering is. Nieuw onderzoek door Clifford Chance leidt echter tot alarmerende conclusies. Met de nieuwe registratieoctrooien in de hand voeren bedrijven vaker en succesvoller rechtszaken dan met reguliere octrooien.

6 Years Dutch Registration Patent Violates TRIPS Requirement?

The new Dutch Patent of 1995 introduced so-called registration-patents. These registration patents do not require any examination of the application. They are granted on the basis of the application only and can therefore be obtained quickly and at a low cost. However, the 'quid pro quo' is a relatively short term of protection for such a patent: only six years from the date the application was filed, instead of the regular period of twenty years.