Inspiratie als prestatie

Liber Promotorum D.W.F. Verkade, Boom Juridische Uitgevers, 2002, p. 35-37

Prestatiebescherming en ongeschreven intellectuele eigendomsrechten, aldus de titel van het proefschrift waarmee ik op 24 april 1994 in Leiden promoveerde bij Feer Verkade en Antoon Quaedvlieg.

De reden dat Antoon Quaedvlieg als co-promotor optrad was niet dat het onderwerp Feer boven het hoofd dreigde te groeien of het aantal van 400-zoveel pagina's hem te machtig dreigde te worden. Het boek dat Feer qua inhoud of omvang niet kan verstouwen zal immers nooit geschreven worden. De voltooiing van mijn 'quest for the holy grail' had echter na mijn afstuderen in 1984 een aantal jaren op zich laten wachten en inmiddels was ik compagnon bij Stibbe geworden. Gelet op die zakelijke band met de promotor leek het raadzaam een 'onafhankelijke derde' in te schakelen en als Feer's opvolger in Nijmegen kweet Antoon zich uitermate bekwaam en inspirerend van zijn taak.
Het antwoord op de vraag of buiten de wettelijke intellectuele eigendomsrechten door het ongeschreven recht aan bepaalde prestaties een vergelijkbare bescherming geboden kan worden, werd door de Hoge Raad in het Decca-arrest van 1986  met fraaie penseelstreken aangezet. Het arrest intrigeerde omdat het één van de (te) spaarzame momenten is geweest dat de Hoge Raad zich heeft laten verleiden om enigszins generalistische, meer principiële overwegingen neer te zetten en daarmee aan de vermaledijde 'omstandigheden van het geval' te ontstijgen.

Het besef dat deze Nederlandse, sterk casuïstisch getinte juridische traditie met een relatief geringe precedentwaarde van arresten van de Hoge Raad een gruwel is, is voor mij met de jaren alleen maar groter geworden. Als praktijkjurist ervaar je hoe vaak je met witte vlekken in het recht wordt geconfronteerd en partijen daardoor te vaak in langlopende, kostenverslindende procedures belanden. Het proefschrift van  Barendrecht  is in dit verband een aanrader en getuigt ook fraai van de ervaring en frustratie van een cassatie-advocaat.

De kennismaking met Amerikaanse rechtspraak, waar rechters er veel meer naar streven een grote voorspellende waarde aan hun uitspraken toe te kennen, heeft mij in deze overtuiging vervolgens alleen maar gesterkt. Ik herinner mij een levendige paneldiscussie tussen een vijftal rechters van de Federal Circuit Court of Appeals, die hun hand niet omdraaiden voor een bijtende dissenting opinion. Zij waren echter unaniem in hun oordeel dat hun belangrijkste taak was het geven van duidelijke richtlijnen voor de praktijk, waardoor meer zaken kunnen worden geschikt omdat de uitslag van een procedure beter is in te schatten.

Voorspelbaarheid ofwel rechtszekerheid is niet alleen een belangrijke bouwsteen voor rechtvaardigheid, maar evenzeer voor een rechtspraktijk die rechtzoekenden adequaat bedient en een positieve bijdrage levert aan de maatschappelijke en economische ontwikkeling. Het recht is een dienstverlenende wetenschap en bij alle dienstverlening is het tijdig leveren van het gevraagde advies een must: justice delayed is justice denied.  

Eén zwaluw maakt echter nog geen zomer en met de latere arresten in KNVB/NOS, Staat/Den Ouden en Elvis Presley werd de belofte van Decca niet ingelost. Het arrest bood voor mij echter voldoende inspiratie om deze juridische koe verder bij de horens te vatten. De aanzet voor die worsteling was al gegeven in mijn Nijmeegse afstudeerscriptie over de rechtspositie van de uitvoerende kunstenaars. Een andere inspirerende factor was het als student bijwonen van Feer's pleidooi voor het Hof Arnhem in de Decca-zaak geweest.

Inspiratie is een belangrijke prestatie voor een promotor en Feer heeft die prestatie veelvuldig geleverd. Het feit dat hij naast het schrijven van een indrukwekkend en veelomvattend eigen oeuvre, zijn reguliere universitaire activiteiten en een drukke en veeleisende advocatenpraktijk een relatief groot aantal promovendi heeft begeleid spreekt in dit verband boekdelen. Met een niet aflatend enthousiasme vuurde hij 'het aanstormend talent' aan en sleepte het door de vele dalen die het schrijven van een proefschrift óók kenmerken. Het besef dat hij zijn hand niet omdraaide voor een boek meer of minder bracht deze promovendus dan al snel tot inkeer: niet zeuren maar doorploegen.

Het is een groot voorrecht voor de Hoge Raad dat hij zijn kwaliteiten als coach voor juridisch talent nu gaat inzetten bij 's lands hoogste rechter. Hopelijk zal hij met zijn conclusies de Hoge Raad weten te inspireren tot het formuleren van arresten met een hoge precedent- en rechtsvormende waarde. Als echter mocht blijken dat de sleutel daarvoor eerder te vinden is in het schrappen van het decreet van artikel 11 van de Auteurswet 1912 dat er op rechterlijke uitspraken geen auteursrecht bestaat, wil ik die stelling alsnog verdedigen.