Emissiehandel door wet onnodig duur

Financieel Dagblad, 18 september 2003:

De invoering van een Europees systeem van emissiehandel dient per 1 januari 2005 te zijn voltooid. Het ziet ernaar uit dat Nederland de ambitieuze doelstellingen van de richtlijn niet zal halen; het Nederlandse bedrijfsleven en het milieu zijn in dat geval de dupe. Ervaringen uit het verleden bieden hier wel een garantie voor de toekomst.
Verschillende staten, waaronder de lidstaten van de Europese Unie, hebben zichzelf de verplichting opgelegd om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen om zodoende de opwarming van de aarde tegen te gaan. Volgens het Kyoto-protocol uit 1997 moet de Europese Unie de uitstoot van koolstofdioxine (CO2) in 2012 met 8 procent hebben verminderd ten opzichte van het ijkjaar 1990. De verplichtingen van de lidstaten zijn nader omschreven in de Europese richtlijn emissiehandel en moeten voor een groot deel door het bedrijfsleven worden gerealiseerd. Er zullen steeds strengere eisen worden gesteld aan de hoeveelheid CO2 die een bedrijf mag uitstoten. Wie meer uitstoot wordt beboet. Indien men minder uitstoot dan de vergunning mogelijk maakt, heeft de mogelijkheid deze rechten te verkopen aan andere bedrijven.
Vanaf 1 januari 2005 zullen ongeveer 250 bedrijven in Nederland (olieraffinaderijen, energiecentrales, hoogovens, staal-, papier-, cement-, en glasindustrie) in het bezit dienen te zijn van geldige CO2-emissierechten..
Voor het verdelen en verhandelen van de emissierechten zullen diverse (juridische) obstakels genomen moeten worden. De nog resterende termijn om te komen tot een wet en de uitvoering daarvan bedraagt 16 maanden. Die termijn is te kort.
De stappen die nog genomen moeten worden zijn, bijvoorbeeld: (i) het oprichten van de Emissieautoriteit, (ii) het verdelen van de emissierechten, en (iii) het behandelen van de bezwaar- en beroepsprocedures van bedrijven die het niet eens zijn met de hoeveelheid toebedeelde emissierechten.
De vergelijking met de oprichting van toezichthoudende organen, zoals de mededingingsautoriteit (NMa), de OPTA en de AFM leert dat het enige tijd duurt voordat deze volledig operationeel zijn. Het nadeel voor de Emissieautoriteit is dat haar deze tijd niet gegund zal zijn. Direct bij oprichting zal een van de belangrijkste taken, het verdelen van de emissierechten, uitgevoerd moeten worden.
Voordat de emissierechten kunnen worden verdeeld zullen de lidstaten voor 31 maart 2004 een Nationaal Allocatie Plan (NAP) moeten opstellen, waarin het totale aantal emissierechten staat beschreven. De verdeling van emissierechten is te vergelijken met het veilen van radiofrequenties of UMTS-vergunningen. De rechten kunnen slechts éénmaal worden toegekend. Een hoeveelheid emissierechten die aan het ene bedrijf wordt gegund, kan niet worden geclaimd door een ander. Het complexe karakter van deze verdeling wordt nog duidelijker als men bedenkt dat ook nog nieuwe bedrijven daarover de beschikking moeten kunnen krijgen.
Nadat het nationale plan is goedgekeurd door de Europese Commissie zullen de rechten worden verdeeld over de betreffende bedrijven. Het is niet te verwachten dat ieder bedrijf direct onderschrijft dat het voldoende emissierechten heeft gekregen. Immers, het systeem is ontworpen om de huidige uitstoot van CO2 te verminderen. De nodige bezwaar- en beroepsprocedures zijn dus te verwachten. Dit procedurele aspect heeft nog geen aandacht gekregen, maar zal tot aanzienlijke vertraging leiden.
Kortom, voordat het systeem van emissiehandel operationeel zal zijn in Nederland zijn nog enkele obstakels te nemen. Het procedurele aspect van vergunningverlening en de rechtsmiddelen daartegen verdienen meer aandacht. Zorgvuldigheid in de verdeling van deze rechten is niet alleen van belang voor een voorspoedige implementatie van de emissiehandel, maar ook voor de bedrijven die aan de strikter wordende eisen moeten voldoen.