W. Snijders: Ongeregeldheden in het vermogensrecht

In een uit twee delen bestaand artikel in WPNR 2005 (p. 79-85 en p. 94-102) bespreekt W. Snijders onder meer artikel 3:83(3) BW en daarop betrekking hebbende ontwikkelingen in rechtspraak en literatuur.

Teruggrijpend op zijn eerdere artikel 'De openheid van het vermogensrecht' in Onderneming en 10 jaar nieuw Burgerlijk Recht (2002, p. 27-58), behandelt hij onder meer (i) het nadien verschenen rapport van de Commissie Auteursrecht, (ii) het proefschrift van Van der Steur uit 2003, (ii) het arrest van de Hoge Raad van 9 april 2004 (visvergunning), en (iv) het proefschrift van Knijff uit 2003 en gaat hij nader in op de overdraagbaarheid van domeinnamen en de overdracht van vergunningen.

Snijders onderschrijft de kritiek op artikel 3:83(3) BW en bepleit dat de recchtspraak de kwalijke gevolgen van dit overdraagbaarheidsverbod zoveel mogelijk kan indammen door een rekkelijke benadering te kiezen. Ik citeer (p. 101): In alle onderdelen van dit opstel gaat het om belangrijke algemene gezichtspunten waarover BW en/of de parlementaire stukken niets of nauwelijks iets zeggen. Dat heeft het voordeel dat de wetgever aldus toekomstige wetstoepassers die met nieuwe ontwikkelingen te maken krijgen, niet onnodig voor de voeten loopt. Juist algemene gezichtspunten kunnen snel verouderen. Het veronderstelt evenwel een nog al vrije houding tegenover de wet. Juist op deze algemene punten past geen legisme. Wie aanneemt dat niet kan, wat niet in de wet staat, bevindt zich op een dwaalspoor. De vraag of zonder wettelijke basis nieuwe exclusieve rechten kunnen worden aanvaard, illustreert dat. Dergelijke rechten ontlenen hun ontstaan en rechtvaardiging aan de praktijk van het maatschappelijk leven. De rechtspraak pleegt dergelijke rechten dan ook te erkennen, de literatuur heeft er vaak moeite mee. De aanpak van de rechtspraak verdient verre de voorkeur. Bij de ogenschijnlijk strikte regel van art. 83 lid 3 doet zich nog iets anders voor. Dit geesteskind van Meiiers heeft bij de verder parlementaire behandeling duidelijk onvoldoende aandacht gekregen. Kinderen die onvoldoende aandacht krijgen, worden lastig. Lastige kinderen behoeven correctie. Of die correctie van de rechtspraak of van de wetgever moet komen, kan in het midden blijven. Maar zolang de wetgever de kwestie open laat, zal de rechtspraak naar een oplossing moeten zoeken in de trant van hetgeen hiervoor werd voorgesteld.

I could not agree more