Overdracht van toekomstig auteursrecht naar Nieuw BW

Informatierecht/AMI 1992, p. 48-49

1. Toekomstig auteursrecht

De problematiek van de overdracht van een toekomstig auteursrecht ziet op de vraag in hoeverre een auteursrecht op een nog niet bestaand werk overdraagbaar is, althans de voor overdracht vereiste levering reeds bij voorbaat gerealiseerd kan worden. Art. 2 lid 1 Aw (nieuw) bepaalt dat het auteursrecht overgaat bij erfopvolging en vatbaar is voor gehele of gedeeltelijke overdracht. Art. 2 lid 2 Aw (nieuw) bepaalt vervolgens dat de voor overdracht vereiste levering geschiedt bij daartoe bestemde akte.' Over de overdraagbaarheid van toekomstige auteursrechten laat de Auteurswet zich niet uit.

2. Oud BW

In zijn arrest van 13 februari 1936 oordeelde de Hoge Raad - anders dan de lagere rechter - dat overdracht van een toekomstig auteursrecht niet mogelijk was.4 De Hoge Raad meende dat de wetgever in art. 2 Aw het stelsel van art. 668 (oud) BW terzake van de levering van vorderingen op naam had overgenomen, terzake waarvan de Hoge Raad in zijn arrest van 29 december 1933 had geoordeeld dat de overgang rechtens slechts mogelijk was indien de vordering bij het aangaan van de akte van overdracht reeds bestaat. Dit arrest van de Hoge Raad is op veel kritiek gestuit. Met name Meijers stelde zich in zijn noot in de NJ kritisch op. Hij was van oordeel dat de wetsgeschiedenis geenszins tot deze interpretatie dwong en meende bovendien dat er geen bezwaar tegen de overdraagbaarheid van toekomstige rechten bestond, wanneer maar vastgehouden werd aan de regel dat ieder recht een bepaald onderwerp moet hebben. Hij meende dan ook dat voor overdracht van auteursrecht voldoende diende te zijn dat het werk naar inhoud en karakter behoorlijk bepaald zij. In deze opvattin8 wordt Meijers gevolgd door schrid'v ers als Komen en Van Lingen.Mede gelet op de soepelere opstelling van de Hoge Raad terzake van de overdracht van toekomstige vorderingen1' verdedigt het merendeel van de schrijvers in navolging van Meijers het standpunt dat overdracht van toekomstig auteursreat mogelijk is wanneer het werk naar inhoud en karakter voldoende bepaald is. De problematiek van de overdracht van toekomstig auteursrecht wordt in de praktijk overigens redelijk ondervangen, door de auteur de verplichting te laten aanvaarden om een toekomstig auteursrecht over te zullen dragen, zodra dat recht bestaat. Wanneer de auteur dan op het moment van het ontstaan van het auteursrecht dit recht aan een ander levert pleegt hij echter slechts wanprestatie en heeft zijn contractspartij slechts aanspraak op schadevergoeding. In geval van overdracht van een toekomstig auteursrecht wordt daarentegen de overdracht door de levenng bij voorbaat op het moment van het ontstaan van het recht - ipso facto - gerealiseerd, zodat de verkrijger rechthebbende wordt en niet slechts genoegen behoeft te nemen met een schadevordering wegens wanprestatie. Mocht de vervreemder op dat toekomstige moment echter onbevoegd blijken te zijn bijvoorbeeld doordat hij failliet is - dan verhindert dat op zich wel de effectuering van de levering bij voorbaat.

3. Nieuw BW

De vraag rijst in hoeverre een en ander naar Nieuw BW anders ligt. Het Nieuw BW brengt op zichzelf een verruiming terzake van de levering bij voorbaat van toekomstige goederen. Art. 3:97 NBW bepaalt - voor zover van belang - dat toe-komstige goederen bij voorbaat geleverd kunnen worden. In dit verband dient een duidelijk onderscheid te worden gemaakt tussen overdracht en levering. Overdracht c.q. overdraagbaarheid (artikel 3:84 NBW) staat voor het rechtsgevolg bestaande uit de rechtsovergang van een goed van het vermogen van de één naar het vermogen van de ander.Voor het bereiken van een overdracht gelden ingevolge artikel 3:84 lid 1 NBW drie vereisten, namelijk levering, een geldige titel en beschikkingsbevoegdheid. De levering bestaat uit de voor overdracht benodigde handelingen van partijen. Levering van een goed als een auteursrecht geschiedt ingevolge art. 3:95 NBW door een daartoe bestemde titel, hetgeen evenmin een beletsel kan vormen, indien en voorzover deze generale bepaling al toepasselijk is naast de lex specialis van art. 2 AW. Het Nieuw BW biedt in beginsel evenzeer een verruiming terzake van de eis van bepaalbaarheid van het toekomstige recht, daar art. 3:84 lid 2 NBW niet met zoveel woorden verlangt dat het toekomstige goed naar inhoud en karakter behoorlijk bepaald is. Voldoende is dat bij de aan de levering ten grondslag liggende titel het goed met voldoende bepaaldheid omschreven is. In de Toelichting merkt Meijers in de lijn van zijn noot bij het arrest van 1936 op dat een auteursrecht op een boek dat een auteur over een onderwerp zal schrijven voldoende bepaald is, maar dat een levering van alle vorderingen, die men in de toekomst uit welke hoofde dan ook zal krijgen te onbepaald is. Dit laatste moge zo zijn terzake van (alle mogelijke) vorderingsrechten, maar het komt mij voor dat een overdracht van alle auteursrechten op de werken die een auteur zal maken wellicht wel voldoende bepaald geacht kan worden, gezien ook de oude rechtspraak van vóór het arrest van 1936 van de Hoge Raad. Gelet op art. 3:97 lid 1 NBW, dat de levering bij voorbaat van toekomstige goederen mogelijk maakt, en de verruimde opvatting omtrent de bepaalbaarheid van het toekomstige werk, lijkt de overdracht van toekomstige auteursrechten, althans de levering bij voorbaat daarvan naar Nieuw BW dan ook mogelijk. Dit strookt ook met de opvatting van Meijers, die in zijn Toelichting bij het huidige art. 3:97 NBW ook juist de overdracht van toekomstige auteursrechten als voorbeeld aanhaalde, evenals trouwens Schoordijk. Het lijkt vooralsnog niet waarschijnlijk dat het weinig doordachte art. 3:83 lid 3 NBW in dit verband als spelbreker op kan treden. Ingevolge deze bepaling zijn andere rechten dan eigendom, beperkte rechten en vorderingsrechten, slechts overdraagbaar wanneer de webdat bepaalt. Onder deze andere rechten vallen in het bijzonder de rechten op immateriële goederen, zoals het auteursrecht. Deze bepaling betekent een dramatische breuk met het oude recht dat de regel kende dat alle rechten overdraagbaar zijn, tenzij de wet of de aard van het recht zich daartegen verzet.25 Ingevolge art. 3:83 lid 3 NBW is de overdraagbaarheid van andere rechten derhalve uitgesloten wanneer de wet daar niet in voorziet. Aan de omstandigheid dat artikel 2 Aw enkel spreekt over de overdraagbaarheid van het auteursrecht - dat pas ontstaat wanneer het werk zintuiglijk waarneembaar is geworden - mag in dit verband echter geen nadere betekenis worden toegekend. Ingevolge deze bepaling is een auteursrecht slechts daadwerkelijk overdraagbaar wanneer het werk tot stand gekomen is. Dit doet er echter niet aan af dat het auteursrecht dat op dat moment ontstaat reeds daarvoor bij voorbaat geleverd kan worden conform het bepaalde in artikel 3:97 NBW. Het nog niet bestaan c.q. nog niet overdraagbaar zijn van dat recht is juist de situatie waar artikel 3:97 NBW het oog op heeft.

4. Conclusie

Het Nieuw BW brengt derhalve een verruiming van de mogelijkheid tot overdracht van een toekomstig auteursrecht. Art. 3:97 NBW bepaalt dat levering bij voorbaat van toekomstige goederen in beginsel mogelijk is. Art. 3:84 lid 2 NBW verlangt bovendien slechts dat een goed bij de titel 'met voldoende bepaaldheid omschreven' dient te zijn, hetgeen een minder strenge eis is dan onder het oud BW door de jurisprudentie werd aangelegd. Nu de overdracht van toekomstig auteursrecht onder het oude BW niet mogelijk was volgens het arrest van de Hoge Raad uit 1936, althans - als men van oordeel is dat dit arrest geen geldend recht meer vormde - daarvoor noodzakelijk was dat het werk naar inhoud en karakter voldoende bepaald was, betekent het Nieuw BW in dit opzicht een vooruitgang.