Technip-arrest: Hof Den Haag accepteert goederenrechtelijke rechtskeuze!

47397.jpg

Technip-arrest: Hof Den Haag accepteert goederenrechtelijke rechtskeuze!

Vanuit een internationaal privaatrechtelijk perspectief is het Technip-arrest van het Hof Den Haag van 20 september 2007 van belang omdat het Hof Den Haag een goederenrechtelijke rechtskeuze accepteert. In de literatuur is omstreden of het naar Nederlands IPR mogelijk is een bundel van nationale IE-rechten over te dragen conform het recht van één land of dat het goederenrecht van alle desbetreffende landen daarop van toepassing dient te zijn.

Dit laatste standpunt is verdedigd door Van der Burg (BIE 2006, p. 132 en p. 136) die daarbij aanknoopt bij het regime zoals dat voor onroerend goed van toepassing is. Daar is de lex rei sitae dwingend van toepassing zodat in Nederland gesitueerd onroerend goed enkel rechtsgeldig conform Nederlands goederenrecht kan worden overgedragen en geleverd. Op zich is een goederenrechtelijke rechtskeuze wel mogelijk, zoals bijvoorbeeld uit het Hansa-arrest van 1997 volgt ter zake van vorderingsrechten.

Het lijkt mij raadzaam om ter zake van het voor IE-rechten te hanteren regime aansluiting te zoeken bij die voor vorderingsrechten ontwikkelde jurisprudentie, al was het maar omdat dit het internationale rechtsverkeer aanzienlijk vergemakkelijkt en ik ook niet direct zie welke gevaren we over ons afroepen door een goederenrechtelijke rechtskeuze voor IE-rechten mogelijk te maken. (Van Engelen, 2007, nr. 339 ev.). 

Met dit arrest kiest het Hof Den Haag voor de mogelijkheid van een internationale rechtskeuze.Het accepteert dat de overdracht van de internationale auteursrechtportefeuille beheerst wordt door Zwitsers recht en dat dit bijvoorbeeld met zich brengt dat een akte niet nodig is, nu Zwitsers recht kennelijk – anders dan naar Nederlands recht (artikel 2 Aw) – geen vormvereisten voor overdracht van auteursrecht gelden. Overigens dient men er wel op bedacht te zijn dat dit een uitkomst is naar Nederlands IPR en dat het daarmee niet gezegd is dat naar het IPR van een andere jurisdictie die regel niet opgaat en deze rechtskeuze niet geaccepteerd wordt. Men moet immers niet vergeten dat het begrip “internationaal privaatrecht” ernstig misleidend is, aangezien er per saldo vooral sprake is van “nationaal internationaal privaatrecht”. In de praktijk zal het dan ook raadzaam zijn en blijven bij een overdracht van een internationale IE-portefeuille te verifiëren of de voorgenomen wijze van overdracht in de belangrijkste jurisdicties gerespecteerd wordt.

Dick van Engelen, Oktober 2007